Aardobservatie biedt duidelijkheid in stikstofprobleem
TNO is bezig met de ontwikkeling van een satellietinstrument dat voor het eerst de uitstoot en verspreiding van ammoniak nauwkeurig kan meten. Ammoniak is verantwoordelijk voor het grootste deel van Nederlandse stikstofemissie en -depositie. De satelliet kan in 2025 operationeel zijn. Deze innovatie kan bijdragen aan de verfijning van metingen van stikstof. Door satellietinformatie toe te voegen aan het huidige meet- en rekensysteem, kunnen emissies direct bij de bron worden gemeten en kan beter gemonitord worden wat het effect is van de maatregelen om de stikstofdepositie te verlagen. Zo kunnen op termijn kosten worden bespaard.
Nederlands stikstofbeleid
Nu wordt ammoniak op circa 250 grondlocaties in Nederland gemeten. Een satelliet kan juist overal, en veel vaker met grote nauwkeurigheid vaststellen wat de emissie en verspreiding van ammoniak is. Hierdoor kan gemeten worden met een resolutie op locatie- en boerderijniveau van 1 bij 1 kilometer tot 300 bij 300 meter. Het huidige Nederlandse stikstofbeleid is gebaseerd op modeluitkomsten die gevoed en gecontroleerd worden met metingen. Ook TNO werkt mee aan de ontwikkeling en toepassing van deze modellen en onderliggende metingen. De modellen en uitkomsten hiervan zijn op hoofdlijnen goed. TNO ziet echter ruimte voor verrijking en verfijning van data.
Nederlands trots
Nederland heeft een sterke positie op het gebied van ruimtevaarttechnologie en loopt, zeker op het gebied van aardobservatie, nu nog voorop in de wereld. Eerder werd het aardobservatie-instrument Tropomi in Nederland ontwikkeld en in 2017 gelanceerd om onder meer stikstofdioxide en methaan in de atmosfeer te meten. Zo was het effect van de corona lockdowns op de uitstoot van stikstofoxiden duidelijk te zien en konden grote methaanlekken in de wereldwijde olie- en gaswinning worden geconstateerd. Zoals in Turkmenistan en in Ohio.
Kosteneffectief
Op dit moment ontbreekt financiering om een ammoniaksatelliet met TNO’s Nederlandse partners verder te ontwikkelen, operationeel te lanceren en op te nemen in een (nationaal) meetprogramma. Hiervoor is naar schatting eenmalig 85 miljoen euro nodig. De noodzakelijke uitgaven voor een ammoniaksatelliet verdienen zich terug door de mogelijkheid om gerichtere maatregelen te nemen als gevolg van meer verfijnde metingen.
Het meten van ammoniak in meetnetwerken is technisch ingewikkeld en bij een vergelijkbare robuustheid en geografische dekking als satellietmetingen duurder. Bovendien kunnen de betrokken Nederlandse bedrijven de nieuwe ammoniakinstrumenten en bijbehorende dataservices doorverkopen op de internationale markt. Stikstof is immers niet enkel een Nederlands probleem, ook in andere landen komt deze problematiek in de komende jaren op de agenda te staan.