Inkomenseffecten van woningisolatie naar de isolatiestandaard
In het algemeen zijn de baten van het isoleren van een oudere woning voor bewoners ongeveer gelijk aan de kosten. De inkomenseffecten verschillen echter sterk tussen huurders van corporatiewoningen, particuliere huurders en bewoners van koopwoningen. Ook binnen inkomensgroepen zijn de verschillen vrij groot door de grote variatie in kenmerken van woningen, zoals energetische kwaliteit, tussen huishoudens met een vergelijkbaar inkomen. Dat blijkt uit gezamenlijk onderzoek van TNO en het Centraal Planbureau. Bij isolatie van woningen gebouwd voor 1992 tot de nationale isolatiestandaard is het mediane netto-inkomenseffect (baten – kosten) 0,1% van het jaarlijks besteedbaar inkomen. De gemiddelde investeringskosten per woning voor isolatie tot aan de standaard bedragen zo’n 18.000 euro. Gemiddeld is de gasbesparing in volume ongeveer 32% van het oorspronkelijke gasverbruik.
Wat betekent inkomenseffecten voor huurders?
Zittende huurders van een corporatiewoning ervaren uitsluitend de positieve inkomenseffecten van de besparing op gas. Dit komt door de afspraak met woningcorporaties dat zij de kosten van isolatiemaatregelen niet meer doorberekenen aan zittende huurders via een huurverhoging.
In het basisscenario is het mediane inkomenseffect 1,3% voor zittende corporatiehuurders. Voor eigenwoningbezitters en huurders van particuliere huurwoningen geldt dat het mediane inkomenseffect negatief is met respectievelijk -0,2% en -0,1%, maar er zijn wel duidelijke verschillen tussen inkomensgroepen. Huishoudens met een particuliere huurwoning en een inkomen tot 120% van het minimum hebben een positief inkomenseffect van +0,5%.
Dit komt onder andere door de toename van de huurtoeslag na isolatie. Tegenover de baten voor bewoners staan wel financiële kosten voor de maatschappij vanwege isolatiesubsidies (21 miljard euro), kosten voor woningcorporaties (16 miljard euro) en derving van energiebelasting.
Inkomenseffecten en maatschappelijke baten: de analyse
CPB en TNO analyseren het inkomenseffect van individuele huishoudens door te kijken naar de hogere huur of hypotheeklasten door de investeringen om aan de isolatiestandaard te voldoen, de subsidie, het lagere gasgebruik en de verandering in huurtoeslag of hypotheekrenteaftrek. Een dergelijk onderzoek is nieuw voor Nederland. De analyse is gebaseerd op een koppeling van het CPB-microsimulatiemodel Mimosi en het nieuwe Hestia-energiemodel voor de gebouwde omgeving, dat recent is ontwikkeld door TNO en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
Naast de inkomenseffecten voor huishoudens, de maatschappelijke kosten vanwege overheidssubsidies en vanwege de bijdrage vanuit corporaties zijn er ook baten die niet zijn doorgerekend, zoals een beter wooncomfort, waardestijging van woningen, minder gevoeligheid voor veranderingen van de energieprijzen, de mogelijkheid om over te stappen op lage temperatuurverwarming en CO2-reductie.
Dit rapport is een herziening van een eerder rapport uit april 2023 waarin fouten waren aangetroffen in de dataverwerking. Deze fouten zijn hersteld. Dit heeft niet het overkoepelende beeld uit de studie veranderd. Bovendien is het rapport uitgebreid en geactualiseerd. Het rapport gaat meer in op de onzekerheid die er is rond de energiebesparing door na-isolatie tot de isolatiestandaard, door aan te geven waar deze onzekerheid vandaan komt en een gevoeligheidsanalyse te doen.
Verder wordt meer aandacht besteed aan de relatie tussen enerzijds de oppervlakte van de woning en anderzijds de energiebesparing en inkomenseffecten; de oppervlakte van een woning blijkt een grote invloed te hebben op de inkomenseffecten van na-isolatie. Tot slot zijn de energieprijzen en de investeringskosten voor isolatie geactualiseerd.
Rapport 'Inkomenseffecten van woningisolatie naar de isolatiestandaard'
Verduurzaming van de gebouwde omgeving staat hoog op de nationale beleidsagenda. Omdat aardgasverbruik in woningen verantwoordelijk is voor bijna een kwart van het totale aardgasverbruik in Nederland, kan woningverduurzaming een belangrijke bijdrage leveren aan het halen van de klimaatdoelstellingen in 2030 en 2050. Benieuwd naar het rapport?