Maakindustrie cruciaal voor sterke samenleving
‘Bovengemiddeld innovatief en productief, cruciaal voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen én de exportmotor van de Nederlandse economie.’ Dat is in een notendop het beeld van de maakindustrie dat ontstaat uit ons rapport ‘De waarde van de Nederlandse industrie’ dat Ingrid Thijssen (voorzitter VNO-NCW) en Theo Henrar (voorzitter FME) vandaag officieel in ontvangst namen uit handen van Tjark Tjin-A-Tsoi (CEO TNO).
Ingrid Thijssen, voorzitter VNO-NCW: ‘We hebben een ijzersterke maakindustrie met prachtige mkb-bedrijven en wereldwijde spelers. Dit rapport brengt dat treffend in kaart. Van coatings, chipmachines, chemie, staal tot nieuwe machines en voedingsmiddelen. We hebben veel om trots op te zijn en de maakindustrie levert veel welvaart.
Tegelijk is dit geen vanzelfsprekendheid en staat onze concurrentiekracht onder druk, bijvoorbeeld door de hoge energieprijzen, trage vergunningverlening en vertraagde aanleg van nieuwe duurzame infrastructuur. Met elkaar moeten we hier komende jaren oplossingen voor vinden, zodat we innovatief blijven, versneld verduurzamen én zorgen dat we niet te afhankelijk worden van andere continenten en landen.’
Benieuwd naar onze analyse?
Lees onze analysepaper 'De waarde van de Nederlandse industrie'.
‘Maakindustrie van grote waarde’
‘Dit rapport bevestigt nog eens het feit dat de maakindustrie van enorme waarde is voor de Nederlandse economie. Het laat duidelijk zien dat het bedrijfsleven het gewicht van de investeringen in R&D in Nederland draagt en innovatie is cruciaal voor de mondiale concurrentiekracht van de industrie.
Maar we weten ook dat deze waarde van de maakindustrie niet vanzelfsprekend is en onder druk staat. Doordat we bijvoorbeeld onze doelstellingen op het gebied van innovatie, R&D-uitgaven als % van BBP, bij lange na niet halen. Het risico van de-industrialisatie ligt daarmee op de loer en dat heeft negatieve gevolgen voor de Nederlandse economie.
Bovendien maken landen om ons heen meer gebruik van de ruimte die ze uit Brussel krijgen om te investeren, wat onze industrie enorm benadeelt. Daarom pleit FME voor meer investeringen in innovatie en voor een gelijk Europees speelveld,’ aldus Theo Henrar, voorzitter FME.
‘Ingrijpende transities’
Tjark Tjin-a-Tsoi, CEO TNO: ‘We leven in een tijd waarin ingrijpende transities gerealiseerd moeten worden. Zonder een sterke economie gebaseerd op een innovatief en competitief bedrijfsleven komen deze transities in gevaar en zullen de sociale consequenties ervan de samenleving hard treffen.
De maakindustrie in Nederland blijkt niet alleen veel hoogwaardige banen en economische welvaart te creëren, maar ook de financiële slagkracht om de grote uitdagingen te lijf te gaan. Om hierop te kunnen voortbouwen is consistent beleid nodig dat een stabiel speelveld creëert en dat gebaseerd is op heldere en samenhangende strategische keuzes. Essentieel daarbij is om structureel de uitgaven in R&D en innovatie te verhogen en daarin meer samenhang te brengen.”
Achtergronden bij het rapport
Uit onze whitepaper (pdf) wordt duidelijk dat de Nederlandse maakindustrie goed is voor maar liefst 12% van ons bbp. Door de sterke verwevenheid met de dienstensector is bij elkaar opgeteld zelfs naar schatting 20% van onze economie afkomstig van de industrie.
Daarmee is het één van de belangrijkste economische sectoren, die bovendien sterk verweven is met onderzoeks- en onderwijsnetwerken en tal van andere ketens. Met een gemiddelde groei van 2,1 procent per jaar (2013-2021) ontwikkelde de industrie zich de afgelopen jaren sterker dan de economie als geheel (1,5 procent).
Ook is de industrie zeer productief. In 2019 bracht een industriële werknemer in de EU27 gemiddeld 66 duizend euro aan toegevoegde waarde voort. In Nederland was dit 105 duizend.
Industrie als export- en innovatiemotor
De Nederlandse industrie levert verder een doorslaggevende bijdrage aan ons land als exportland. De top drie van exporteurs van in Nederland geproduceerde goederen en diensten zijn: de Chemische industrie (40 miljard euro), de Voedingsmiddelenindustrie (39,6 miljard euro) en de Machine-industrie (29 miljard euro).
Industriële bedrijven zijn volgens onze analyse daarnaast met een R&D-intensiteit van 6,8% (gemiddeld over hele bedrijfsleven 1,5%) toonaangevend in investeringen in onderzoek en ontwikkeling en innovatie in Nederland.
Ze produceren daarbij niet alleen basisbehoeften voor de samenleving, maar ook innovatieve oplossingen voor grote maatschappelijke opgaven en een minimale belasting van de leefomgeving.
Toekomstscenario’s
In het rapport schetsen we tot slot ook de uitdagingen, zoals de noodzaak om als land nog meer te investeren in R&D, meer circulaire bedrijfsmodellen en de noodzaak om versneld te verduurzamen. In onze volgende rapportage gaan we dieper in op de toekomstscenario’s van de industrie.