Zonder visie of integraal beleid loopt mobiliteit in steden vast
Door de grote maatschappelijke opgaven en toenemende druk op de vierkante meter, dreigt de mobiliteit in steden volledig tot stilstand te komen. Tanja Vonk en Leonard Oirbans van TNO leggen uit waar het knelt en vooral hoe je een toekomstbestendig mobiliteitssysteem ontwikkelt dat voor alle bewoners werkt.
Of het nu gaat om de klimaatdoelstellingen, de woningbouwopgave, of de energietransitie: alle grote en complexe transities van deze tijd zullen de komende jaren samenkomen op de toch al schaarse vierkante meters van onze steden. Daar strijden wonen, werken, produceren en recreëren toch al om de schaarse ruimte.
De bouw van tienduizenden nieuwe woningen zorgt voor een verdere verdichting van onze leefomgeving. De klimaatcrisis vraagt om een forse reductie van de CO2-uitstoot, groenere binnensteden en elektrisch vervoer met bijbehorende laadinfrastructuur. Steden zijn daarnaast nog lang niet altijd ingericht op de stormachtige opkomst van de platformeconomie, waardoor nieuwe initiatieven rond deelmobiliteit vaker negatief uitpakken voor de bereikbaarheid van steden dan positief.
Als beleidsmakers al deze opgaven niet in goede banen weten te leiden, dreigt een mobiliteitsinfarct, dat bovendien bestaande problemen op het gebied van leefbaarheid, sociale cohesie en brede welvaart kan verergeren.
"Beleidsmakers krijgen steeds beter door dat mobiliteit een belangrijke knop is waaraan je kunt draaien om de kwaliteit van leven in je stad te verbeteren. Voor álle bevolkingsgroepen."
Leefbaarheid krijgt prioriteit
Toch behoeft de term mobiliteitsinfarct een kleine nuancering, vindt Tanja Vonk, Senior Advisor bij TNO. "Het is de automobiliteit die onder druk staat. De ruimte die we zo hard nodig hebben, zal de auto moeten inleveren. Steden zijn de overlast van emissies en congestie zat en zien dat de auto een onevenredig groot deel van de openbare ruimte inneemt. En daarbij staat de auto ook nog eens voor 95% van de tijd stil. Daarom zie je dat grote steden drukke autowegen herinrichten, om meer ruimte te maken voor fietsers, voetgangers en bussen." Vonk ziet dat de leefbaarheid meer prioriteit krijgt bij beleidsmakers, met extra aandacht voor gezondheid, sociale cohesie en brede welvaart.
Terecht vindt Vonk: "De maatschappelijke problemen in steden zijn de afgelopen jaren alleen maar groter geworden. We zien een toename van welvaartsziektes, meer bewoners met schulden, en een groeiende sociale onrust. Vooral bevolkingsgroepen met een sociaaleconomische achterstand worden zwaar geraakt door alle transities in hun directe leefomgeving. En beleidsmakers krijgen steeds beter door dat mobiliteit een belangrijke knop is waaraan je kunt draaien om de kwaliteit van leven in je stad te verbeteren. Voor álle bevolkingsgroepen."
"Door slim na te denken over een beweegvriendelijke inrichting van straten en mobiliteitsknooppunten, kan de fysieke leefomgeving fietsen en wandelen naar werk of school stimuleren, wat ook weer bijdraagt aan de vermindering van files en van de reductie van fijnstof en geluidsoverlast."
Verschil levensverwachting in wijken Rotterdam wel 7 jaar
Neem de metro in Rotterdam van Hillegersberg naar de Afrikaanderwijk en de gemiddelde levensverwachting daalt met 7 jaar. De meest kwetsbare bevolkingsgroepen wonen veelal in goedkopere woningen en buurten met een lage woon- en leefkwaliteit. De wijken liggen aan doorgaande wegen, er is weinig groen en veel uitstoot, en de indeling en faciliteiten nodigen niet uit tot een gezonde levensstijl. De forse woningbouwopgave betekent nog meer verdichting, waardoor de leefomgeving nog ongezonder dreigt te worden.
Steden kunnen daar heel gericht wat aan doen, stelt Tanja Vonk. "Met de juiste ontwerpkeuzes kun je mensen verleiden om zich op een gezonde en duurzame manier te verplaatsen. Door slim na te denken over een beweegvriendelijke inrichting van straten en mobiliteitsknooppunten, kan de fysieke leefomgeving fietsen en wandelen naar werk of school stimuleren, wat ook weer bijdraagt aan de vermindering van files en de reductie van fijnstof en geluidsoverlast."
"Tegelijkertijd moet je kritisch kijken wie er profiteert van deze duurzame mobiliteit, en voorkomen dat er niet juist vervoersarmoede ontstaat bij kwetsbare groepen bewoners."
Mobiliteit als instrument
Om tot de juiste keuzes te komen, zijn inzichten heel belangrijk. Leonard Oirbans, Consultant Mobility & Built Environment bij TNO, werkt nauw samen met beleidsmakers en stedenbouwkundigen aan die inzichten. "Met onze rekenmodellen digital twins is het mogelijk om de impact van (voorgenomen) beleidsmaatregelen te verkennen en de onderlinge samenhang tussen verschillende domeinen zoals verkeer, woningbouw en leefbaarheid inzichtelijk te maken. Belangrijk, omdat de opgaven en transities waar we voor staan steeds complexer worden."
Oirbans ziet dat mobiliteit een belangrijk instrument kan zijn om een gezondere leefomgeving te creëren. Maar daarvoor zijn wel nieuwe indicatoren nodig. "Als we maatschappelijke vraagstukken enkel benaderen vanuit traditionele indicatoren zoals voertuigverliesuren, dan laten we mogelijk grote kansen onbenut en blijven ongewenste negatieve effecten van maatregelen wellicht buiten beeld. Er is behoefte aan nieuwe perspectieven, met indicatoren die iets zeggen over sociale cohesie, welzijn of brede welvaart. Hierbij kijken we verder dan de totale populatie of gemiddelden, door bijvoorbeeld in te zoomen op specifieke wijken en groepen in de samenleving."
Samenwerking is succesfactor
Om een eerlijk en toekomstbestendig mobiliteitssysteem te kunnen ontwikkelen, wordt de samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen nog belangrijker. Tanja Vonk: "De vraagstukken zijn groter en ingewikkelder geworden en raken vaak aan verschillende domeinen. Bovendien gaan kennisontwikkelingen snel. Als gemeente wil je de laatste inzichten meenemen, en profiteren van de ervaringen van eerdere pilots en experimenten. Stedenbouwkundig ontwerpers kunnen tot innovatieve oplossingen komen om de stad op de juiste manier te verdichten, met voldoende ruimte voor alle behoeftes. Daarnaast heb je bedrijven nodig die innovaties toepassen, om tot betere infrastructuur en bouwmethoden te komen."
Ook Leonard Oirbans ziet samenwerking als succesfactor. "Als je kijkt naar de manier waarop we reizen dan is bijvoorbeeld werkgeversbeleid een belangrijke factor in de vervoerswijzekeuze voor woon-werkverkeer. Door bijvoorbeeld een vergoeding te geven voor fietskilometers, of ov-gebruik te stimuleren, kun je daarin sturen."
Wat voor stad wil je zijn?
Samenwerking is dus een belangrijke voorwaarde, maar weten waar je samen naartoe wilt is minstens zo cruciaal. "Beleidsmakers kunnen in de randvoorwaarden veel betekenen om te sturen op de juiste keuzes, mits je als stad een heldere visie hebt waar je naartoe wilt", stelt Vonk. "Dan kun je bepalen welke stappen nodig zijn om die visie te verwezenlijken, en bepalen of keuzes hier positief aan bijdragen. Je kunt niet ineens het roer omgooien, het is een langetermijnstappenplan."
Oirbans: "Mobiliteit staat hierin niet op zichzelf, maar is een middel tot een breder maatschappelijk doel. Door bewoners centraal te stellen kan de individuele mobiliteitsbehoefte achterhaald worden. Hoe verplaatst men zich bijvoorbeeld naar werk, school of winkel? En waarom gebruikt iemand hierbij de auto, de fiets of het openbaar vervoer? Tegelijkertijd is het belangrijk om je te realiseren dat de gebouwde omgeving sturend is bij dit soort keuzes. Iemand kan nog zo’n sterke voorkeur hebben om te fietsen, als veilige fietsinfrastructuur ontbreekt, kiest men wellicht toch voor de auto. Daarom is het essentieel om als stad prioriteiten te stellen. En dat begint met de vraag: wat voor stad wil je zijn?"
5 aanbevelingen voor een leefbare stad
"Voorheen keken we voornamelijk naar voertuigverliesuren", legt Tanja Vonk uit. "Een negatieve benadering van mobiliteit. Het begrip ‘nabijheid’ is daarentegen een positief streven, dat direct bijdraagt aan sociale cohesie. Het geeft ook aan dat je een duidelijke relatie hebt tot die omgeving, niet alleen maar passant bent. Het gaat meer om verblijven dan om verplaatsen. Wat je ook steeds vaker hoort: maak mobiliteit niet steeds sneller en efficiënter, maar leg juist de nadruk op vertragen. Wat gebeurt er als we langzamere vervoersmodaliteiten stimuleren als lopen en fietsen? Wat doet dat voor ons welzijn? Waar het op neer komt is dat je door andere begrippen en vertrekpunten te hanteren, ook anders gaat nadenken en alternatieve keuzes maakt. Dus laten we een nieuwe taal ontwikkelen voor stedelijke mobiliteit."
Hoe beter het aanpassingsvermogen, des te beter de stad op grote transities kan reageren. "Na de uitbraak van de Coronapandemie zagen we dat de openbare ruimte in de stad flexibel kan worden benut", vertelt Leonard Oirbans. "Ruimte voor auto’s werd ruimte om elkaar op veilige afstand te ontmoeten. Steden kunnen nadenken over meervoudig ruimtegebruik van openbare gebouwen. Een school kan bijvoorbeeld ’s avonds en in het weekend dienst doen als balletschool of creatieve voorziening. Op zo’n multifunctionele manier zou je ook naar mobiliteit kunnen kijken. Bijvoorbeeld bij parkeerplekken. Als die overdag niet gebruikt worden, kan daar wellicht tijdelijk een andere functie aan worden gegeven. Winkelstraten kun je buiten de spitsuren eventueel afsluiten voor autoverkeer, waardoor de ruimte voor het winkelend publiek te voet of met de fiets vergroot wordt."
"Het is essentieel dat de publieke partij weet wat ze wil, welke rol ze wil spelen en welke doelen ze wil nastreven", aldus Tanja Vonk. "Private partijen zullen ook duidelijkheid willen voordat ze tot investeren overgaan in bijvoorbeeld deelmobiliteit of laadinfrastructuur. Bepaal wat voor stad je wilt zijn."
"Een visie blijkt in de praktijk vaak heel lastig, maar samen een richting kiezen en een aantal mijlpalen benoemen moet haalbaar zijn. Dan gaat het meer over het pad naar het doel dan om de exacte eindresultaten. Maar de uitdagingen waar we nu voor staan, overstijgen de ambtstermijn. Tegelijkertijd blijft het lastig om je te verplaatsen in toekomstige generaties, want daar doe je het uiteindelijk voor."
"Deze tijd vraagt om experimenteren om sneller van elkaar te leren", stelt Tanja Vonk. "Er is ook een goede manier om fouten te maken. Het Smart Urban Mobility Meta Lab (SUMMALab) is hiervan een goed voorbeeld. Bij dit project hebben we samen met een aantal steden gekeken hoe we met het mobiliteitssysteem kunnen experimenteren, om zoveel mogelijk van elkaar te leren. Door die uitwisseling van ervaringen, voorkom je dat je in dezelfde valkuil stapt en kun je innovatie versnellen."
Leonard Oirbans: "Een uitdaging bij kortlopende pilots kan zijn, dat positieve veranderingen toch op weerstand stuiten, omdat de voordelen pas op langere termijn zichtbaar worden. Met participatie van bewoners heb je al een veel betere uitgangspositie voor verandering."
"Het is essentieel om nieuw mobiliteitsbeleid integraal te verkennen en goed te kijken wie profijt heeft van individuele of juist een combinatie van maatregelen.", aldus Leonard Oirbans. "Met Urban Strategy spelen we hierop in door het bouwen van voorspellende digitale replica’s van steden, zogenoemde Digital Twins. Hiermee kunnen we interactief beleidsmaatregelen uitproberen en analyseren op het gebied van onder andere mobiliteit, luchtkwaliteit en geluidsniveaus."
Tanja Vonk: "De inrichting van de openbare ruimte stuurt onze mobiliteitskeuzes. Daarom is het ook zo belangrijk dat we vandaag al de juiste beslissingen nemen voor de samenleving die we over 5 of 10 jaar met elkaar voor ogen hebben. Het helpt dat we daarvoor nu modellen hebben, waarmee we risicoloos kunnen experimenteren om waardevolle inzichten te krijgen vanuit verschillende perspectieven voor de mobiliteit van morgen."