Stand van zaken Nederlandse leercultuur in kaart gebracht
Een sterke leercultuur is essentieel om als maatschappij in te kunnen spelen op de snel veranderende arbeidsmarkt en grote personeelstekorten. In de Monitor Leercultuur – die deze week voor het eerst is gepubliceerd- wordt de Nederlandse Leercultuur in kaart gebracht. Uit het onderzoek van TNO en SER blijkt de beschikbaarheid van scholingsmogelijkheden en loopbaangesprekken de afgelopen jaren te zijn toegenomen. Tegelijkertijd lijkt de leercultuur zich beperkt in de gewenste richting te ontwikkelen. Vooral de kansen op het gebied van informeel leren, zoals variatie in het werk en autonomie, worden nog onvoldoende benut.
Vaker ruimte voor leren en ontwikkelen
In de Monitor Leercultuur is de leercultuur in Nederland aan de hand van drie thema’s onderzocht: leergedrag, gevoelde urgentie en stimulerende factoren. Vergeleken met andere landen doet Nederland het relatief goed. De monitor laat echter zien dat de leercultuur zich over de jaren beperkt in de gewenste richting ontwikkelt. Het leergedrag van werkenden laat een lichte daling zien en de gevoelde urgentie bij werkenden en werkgevers is hoog, maar neemt niet verder toe.
In arbeidsvoorwaarden is tegenwoordig wel vaker ruimte voor leren en ontwikkelen dan enkele jaren terug. Zo wordt ontwikkeling meer gestimuleerd en zijn er meer scholingsmogelijkheden beschikbaar. Ook geeft 85 procent van de werknemers aan tevreden te zijn over de leermogelijkheden.
Verder blijkt uit de monitor dat veruit de meeste opleidingen worden gevolgd als gevolg van veranderingen in het werk op de korte termijn.
Kansen voor informeel leren
Met name op het gebied van informeel leren is nog veel winst te behalen. In de praktijk besteden werkenden veel meer tijd aan informeel leren dan aan leren via opleidingen en trainingen. Toch worden deze vaardigheden en competenties nog onvoldoende erkend en herkend op de werkvloer en worden relatief weinig activiteiten ondernomen om informeel leren te stimuleren.
Organisaties hebben hiervoor verschillende mogelijkheden. Zo zijn uitdagende en gevarieerde takenpakketten of autonomie bij de uitvoering van het werk bevorderende factoren. Uit de monitor blijkt dat 59 procent van de werknemers veel autonomie ervaart en 61 procent veel variatie in het werk heeft. In de afgelopen jaren zien we hierin een beperkte verbetering. Tegelijkertijd geeft 39 procent van de werknemers aan veel te leren van taken op het werk, tegenover 12 procent die naar eigen zeggen weinig leert.
Laagopgeleiden, flexcontracten en 55-plussers zijn kwetsbaar
Uit de vergelijking van doelgroepen blijkt dat vooral laagopgeleiden, flexwerkers en in mindere mate 55-plussers kwetsbaar zijn en minder kansen hebben op het gebied van leven lang ontwikkelen.
Voor deze drie groepen geldt dat zij aanzienlijk minder cursussen en opleidingen volgen en minder vaak informeel leren. Ook hebben laagopgeleiden en flexwerkers beduidend minder gevarieerd werk en minder autonomie in hun werk. Daarmee lopen zij extra risico op een verslechterde arbeidsmarktpositie.
Daarnaast blijkt dat werknemers bij grote bedrijven meer leren en leren meer wordt gestimuleerd. Ook de urgentie om te blijven leren lijkt meer aanwezig bij werknemers van grote bedrijven. Verder zijn zzp’ers een belangrijke en groeiende groep werkenden op de arbeidsmarkt. Zij volgen van oudsher minder vaak opleidingen en cursussen dan werknemers, maar hoogopgeleide zzp’ers lijken dat verschil in te lopen.